Template:Phrasebook/Dutch

From Hitchwiki
Revision as of 20:28, 7 February 2008 by Platschi (talk | contribs)
Jump to navigation Jump to search

Dutch

  1. Hoi
  2. Sorry,...
  3. Rijd u toevallig richting...?
  4. Kunt u mij misschien tot ... mee nemen? / /
  5. - een tank station / / een parkeerplaats?/ / langs de snelweg / /
  6. Is deze lift gratis? / / Ik heb geen geld. / /
  7. Spreekt u ...? / / een andere taal / / Kunt u misschien iets langzamer spreken? / /
  8. ja / misschien / / nee, bedankt / /
  9. Dat is fantastisch / / perfect / / slecht. / / Geen probleem. / /
  10. Ik versta u niet. // Geen flauw idee. / /
  11. Ik ga naar ... / / Waar gaat u heen? / /
  12. Ik heet ... / / Hoe heet jij? / / Ik kom uit ... / / Waar ben jij vandaan? / /
  13. Ik ben …. / / Hoe oud ben jij? / /
  14. Ik studeer... // Mijn vakken zijn… / / Ik ben vierde/vijfdejaars student. / / Ik word leraar. / /
  15. Ik heb een vriend/een vriendin. / / Ik ben getrouwd.
  16. Ik ga op vacantie. / / Ik bezoek vrienden in… / / Ik lift een beetje rond … / /
  17. Ik blijf voor … / / Ik ga … terug./ /
  18. Pak me niet aan!/ / Laat me uit! / / Stop! / / Hulp! / /
  19. Kunt u mij hier uit laten? / /
  20. Bedankt! / / Een fijne dag nog! / / trip ! / /
  21. Waar kan ik een ... vinden? / /het stadcentrum / / een kaartje / /
  22. - een toilet / / een supermarkt / / de apotheek / / een kampeerplaats
  23. - een internetcafe / / een bankautomaat / / een bank / /
  24. - het metrostation / / het busstation / / het treinstation / /
  25. - de snelweg naar ... / / een goede liftplaats / /
  26. water / / (kruidachtig) thee / / warme chocomel / / koffie / /
  27. bier / / (rood, wit) wijn / / jus d'organge / /
  28. vegetarisch / / diner / / brood / / een goedkoop restaurant / /
  29. Proost! / / Enjoy your meal! / /
  30. Ik heb honger / / dorst/ / fijn / / koud / / warm / / misselijk / /
  31. noord/ / oost / / zuid / / west / /
  32. gisteren / / vandaag / / morgen / /
  33. null / / een / / twee / / drie / / vier / / vijf / / zes / / zeven / / acht / / negen / / tien / /,
  34. elf / / twaalf/ / dertien/ / viertien / / vijftien / / zestien / / zeventien / / achtien / / negentien / / twintig / /
  35. eenentwintig / /, ... dertig/ /.
  36. uur/ / dag/ / week / / maand / / kilometer / /
  37. links / / rechts / / rechtdoor / // voor / / naar / /
  38. deze/ / volgende / / laatste / /
  39. vaak / / raar / / nooit / // lang / / kort / /
  40. op / / / naar beneden / / over / / onder / /,
  41. Hoe ver is het (te lopen)? / / Waar zijn wij? / /
  42. Hoeveel kost het? / / Hoe laat is het? / /
  43. We are looking for a place to sleep. / /
  44. Waar kan ik een ticket gaan kopen? / /
  45. Wie? / / Wat? / / Waar? / / Waarom? / / Wanneer? / /
  46. Hoe? / / Hoe veel? / /Hoe lang? / /Welke? / /



I would like to have…

Do you drive in to the town or do you pass it?